BOUWSTEEN: Fysiek Wonen

BOUWSTEEN: Fysiek Wonen

  Wat mensen ook gaan doen in de toekomst, er zal altijd een woning nodig zijn waar men zich goed voelt. Of dit voor kortere of voor langere tijd is, zal geen verschil maken.
De keuze van woningen en de plaats van deze woningen zal veranderen omdat thuiswerken zal toenemen. De perfectionering van het openbaar- en individueel vervoer zal, zeker voor de verstedelijkte gebieden, bijdragen aan de woningkeuze buiten de stadscentra. Het is waarschijnlijk dat bij de verdere ontwikkeling van Nederland en Vlaanderen tot stadsstaten, de mobiliteit opties en benodigde infrastructuur zich zodanig hebben ontwikkeld dat snelle bereikbaarheid van de industrie- en dienstencentra vanuit de periferie gebieden eenvoudig mogelijk zal zijn. De ontwikkeling van stadsstaten zal zich concentreren op een groot stedelijk gebied welke bestaat uit drie clusters zijnde de huidige (i) Randstad, (ii) , de driehoek Antwerpen, Gent Brussel en (iii) de verbinding zone tussen genoemde clusters.

wonen in e Zwinregio  Verstedelijking is inherent aan de ontwikkelingen in de wereld. Industrieën zijn aan elkaar gelinkt. Alhoewel dat in de toekomst voor vele sectoren minder relevant is zal ook dan de voorkeur blijven bestaan waarbij, industrieclusters vragen om dienstverlening die zich in de nabijheid van de industrieën vestigen, onderwijsinstellingen zijn voor stageplaatsen en de levering van afgestudeerden afhankelijk van industrie- en dienstencentra en plaatsen zich in de nabijheid hiervan, overheden zijn interdisciplinair en voor de effectieve uitvoering van hun taak gebaat bij de nabijheid van alle voorgaande instellingen, etc..
  Clustervorming van mensen in stedelijk gebieden is al eeuwen oud en zal ook in de toekomst steeds meer vorm krijgen. Het is te verwachten dat in de komende 50 jaar de verstedelijking over de gehele wereld zal toenemen tot 80% van de bevolking.
  Dit betekent niet dat de periferieën van deze stadstaten zullen leeglopen. Er zijn ook economische ontwikkelingen gaande in deze periferieën, zoals toenemende facilitaire dienstverlening naar de stadstaten, die werkkrachten zullen vergen. Alleen zal de behoefte aan werkkrachten langzamer stijgen dan de verstedelijkte gebieden met al haar geclusterde economische activiteit.
  Mensen in zowel verstedelijkte gebieden als in het buitengebied stellen hoge eisen aan wonen. Er is wel een groot verschil in de vorm van wonen. In het buitengebied is, in tegenstelling tot het stedelijk gebied, de waarde-perceptie en het in eigendom hebben van een woning hoger, in sommige gebieden tot ca. 80% van de woningvoorraad.
De mobiliteit van de mensen is steden ligt aanzienlijk hoger. Het huren van een woning in de stad bevordert de mobiliteit van de mensen. Snel en soepel verhuizen moet omdat de jongere generatie er van uitgaat dat hij/zij met grote regelmaat van woning zal veranderen. Mensen gaan er vanuit dat zij vele malen van baan zullen verwisselen en zich geen permanente bewoning kunnen voorstellen. In het buitengebied geldt dat minder en is koop van een woning een belangrijke vermogenscomponent.
  In de komende 50 jaar kunnen we verwachten dat deze instelling van mensen zal veranderen. Dit zal worden veroorzaakt door het toenemend bewustzijn dat wisseling van baan, alsook het hebben van meerdere parttime banen gelijktijdig, steeds verder zal toenemen met verplaatsing in Nederland en daarbuiten. Verder zal de kans op vermogensopbouw door huizenbezit onzekerder worden.
  Het gevolg kan zijn dat het bouwen van nieuwe wijken een verandering zal ondergaan. Waar nu nog gebouwd wordt in steen zou dit vervangen kunnen worden het bouwen van wijken met prefab woningen die een geplande levensduur hebben van niet meer dan 30 jaar om daarna gedemonteerd te worden. Vervanging met eenzelfde wijk vindt dan plaats met nieuwe materialen en technieken. Het gebruik van duurzame materialen en bouwtechnieken leidt er toe dat deze bouwvorm geschikt is voor een circulaire bouweconomie. Dit leidt overigens wel tot een discussie over wat wel en wat niet duurzaam zal zijn. In discussies wordt het belang van steen en beton onderstreept. Deze materialen zijn bij de winning van de grondstoffen weliswaar belastend voor het milieu maar eenmaal gebouwd, staan de gebouwen er wel voor minstens 200 jaar. De vergelijking van de milieubelasting tussen meer duurzame materialen en steen/beton wordt daarmee beslecht in het voordeel van steen/beton.
  Er zullen mensen zijn die niet in een dergelijke wijk willen wonen. Die zullen zich in toenemende mate gaan vestigen in het buitengebied. Gesteund door het verbeterde mobiliteit faciliteiten kan dit, al dan niet, op grote afstand zijn van de stedelijke centra. Voor vele activiteiten is de werklocatie niet relevant (bijv. thuiswerken) en zal een dergelijke beweging mogelijkheden bieden.
  Het is waarschijnlijk te verwachten dat in de komende 50 jaar de woningbouwmethode met beperkte levensduur minder aansluiting zal vinden in het buitengebied. Hier zal de bevolking grotendeels stabiel blijven en zal benutting van de bestaande woningvoorraad voorrang hebben daarbij gesteund door het grote eigendom aandeel in huizen. De gemiddelde kosten voor wonen in stedelijk gebied, vergeleken met het buitengebied, zullen mogelijk veranderen ten gunste van de stad.